top of page
  • Black Instagram Icon
  • Black Facebook Icon
  • Google Maps
  • Black TripAdvisor Icon

Gentse symbolistische dichter Van Lerberghe schreef 120 jaar geleden zijn meesterstuk ‘Het Lied van Eva’ vanuit Bouillon

Bijgewerkt op: 18 jun.


De Franstalige Gentse dichter Charles Van Lerberghe zei dat hij alleen maar kon werken in een mooi oord als Bouillon (“qu’il ne pouvait travailler que dans un beau trou comme Bouillon”). Hij kwam graag naar Bouillon, om er zich in alle rust te wijden aan de kunst van het dichten. Het was dan ook op de flanken van deze Ardense stad dat hij succesvol in zijn pen klom om zijn meesterwerk La Chanson d'Ève (Het lied van Eva) neer te schrijven, dat precies 120 jaar geleden (1904) in Parijs werd gepubliceerd.


 

Een Gentenaar in Bouillon

 

In de granieten steen langs de straatkant in de Vieille Route de France (Bouillon) is de naam Charles Van Lerberghe gebeiteld. Een Gentenaar…met een monument in Bouillon? Wie de literaire geschiedenis van ons land kent, zal wellicht weten dat deze Charles een Vlaams dichter was die, net als vele schrijvers met Vlaamse roots eind negentiende eeuw, in het Frans schreef.







Waarom schreven ze in het Frans? Voor de in de negentiende eeuw snel groeiende Vlaamse burgerij, het bevolkingsdeel dat het best vertrouwd was met geletterdheid en literatuur, was tweetaligheid de norm: een combinatie van Frans met een Vlaams dialect. Hun moedertaal was meestal een Vlaams dialect, maar ze liepen school in het Frans. Het Nederlands was immers de taal van de lagere bevolkingsgroepen en het werd amper onderwezen. Veel status genoot het Nederlands niet, zodat het voor de hand lag om het Frans als ‘cultuurtaal’ (en schrijftaal) te kiezen.


Literair trio in het Sint-Barbaracollege   

 

Charles Van Lerberghe zag het levenslicht op 21 oktober 1861 in een Gentse bourgeoisfamilie. Bij zijn geboorte woonden zijn ouders in de Gentse Dierentuindreef (thans F.D. Rooseveltlaan 101, zie herdenkingssteen in gevel). 


Hij verloor zijn ouders op jonge leeftijd: zijn vader toen hij zeven jaar was en toen zijn moeder overleed was hij elf jaar. Hij kreeg op het  Sint-Barbaracollege in Gent een Franstalige schoolopleiding.  Deze (nog steeds) gerenommeerde Gentse jezuïetenschool heeft tevens een onmiskenbare invloed gehad op zijn literaire leven. Naast de voortreffelijke en veeleisende opleiding die hij er kreeg, werd hij er ook de klasgenoot van Maurice Maeterlinck en Grégoire Leroy, met wij hij een literair trio vormde. Charles en Maurice Maeterlinck, die in 1911 de tot op heden enige Nobelprijswinnaar literatuur is die België ooit heeft gehad , wisselden er hun eerste literaire pogingen uit die ze wederzijds bekritiseerden. In die Gentse schoolperiode schreef Charles zijn eerste gedichten, waaronder een ode aan de Onbevlekte Ontvangenis van Maria.



De klas (1880-1881) van het Sint-Barbaracollege in Gent met het literair trio: Charles van Lerberghe (middelste rij, tweede persoon van links), Grégoire le Roy (middelste rij, tweede persoon van rechts) et Maurice Maeterlinck (voorste rij helemaal rechts).



Ook andere bekende literaire tijdgenoten zoals Emile Verhaeren en Georges Rodenbach studeerden aan het gerenommeerde college.


Ook na hun schoolloopbaan hebben deze gelijkgestemde literaire tijdsgenoten elkaar ondersteund. In 1885, ontmoetten de drie vrienden Georges Rodenbach op de Gentse Kouter. Deze ontmoeting wordt een belangrijk moment, want  Rodenbach, wiens latere schrijversloopbaan gekend is voor zijn symbolistisch getint werk waarin de verstilde Vlaamse steden een belangrijke rol spelen zoals in zijn belangrijkste roman ‘Bruges la Morte’, introduceerde in 1886 het trio (Van Lerberghe, Maeterlinck en Leroy)  in de Belgische literaire beweging La Jeune Belgique en een jaar later in Le Parnasse, een Franse beweging van dichters in die periode.


Het weze duidelijk dat het Gentse jezuïtencollege een grote rol van betekenis gespeeld heeft in de literaire ontwikkeling van voornoemde schrijvers. We kunnen de school eigenlijk beschouwen als dé hofleverancier van de Belgische symbolistische  letter-kundigen (zoals Emile Verhaeren, Georges Rodenbach, Maurice Maeterlinck, Grégoire Le Roy en dus ook Charles Van Lerberghe).



Gentse Franstalige schrijvers maken van Brussel dé hoofdstad van het symbolisme

 

Het Gentse Sint-Barbaracollege leverde dus bij de ontwikkeling van het symbolisme in de literatuur belangrijke uitblinkers. Hun intellectuele vorming maakte hen bijzonder geschikt om de theoretische symbolistische esthetiek uit Frankrijk toe te passen.

Het symbolisme was een beweging in de literatuur (maar ook in de beeldende kunst) die als reactie tegen het realisme in de Franse literatuur ontstond naar het einde van de 19de eeuw toe.  Het belangrijkste kenmerk van het symbolisme was, dat men bepaalde zielstoestanden en ideeën achter de werkelijkheid trachtte uit te drukken via allerlei symbolen zoals dromen, visioenen, en sprookjes.


Met de twee vroegste stukken van Maeterlinck, La princesse Maleine (1889) en Pelléas et Mélisande (1892), én met Les Flaireurs van Van Lerberghe, braken de Gentenaars te Parijs zeer opgemerkt door op de Franse scène. Toeschouwers en kritiek waren getroffen door het voor hen vreemde karakter van deze drie stukken, zij omschreven de originaliteit ervan als “fantastisch realisme”. Nieuw was ook, bij Charles van Lerberghe in La chanson d'Eve en bij Maeterlinck in de personages van Maleine en van Mélisande, een tot dan toe ongekende analyse van het vrouwelijk innerlijk leven.

Hun proza, hun poëzie en hun theater brachten een nieuw geluid dat zich weliswaar hulde in een verbijsterend mooie taal maar dat echo’s uitdrukte van een (toen) actueel levensgevoel van eenzaamheid, heimwee, onzekerheid en zelfs levensmoeheid.


“Hun inspiratie en hun taal verwezen naar het mysterie van de Middeleeuwen. Zij zagen en voelden de realiteit met de ingetogen blik van Memling en het talent van Bosch, Breughel en Rubens; in weerwil van de somberste dagen verheerlijkten zij de pracht van de natuur en van het alledaagse leven.” (Nicole Verschoore)


Samen met de dichters van het in 1881 te Brussel gestichte tijdschrift La jeune Belgique, slaagden de Gentse symbolisten erin, de Parijse hegemonie te breken en van Brussel de hoofdstad van het symbolisme en van de art nouveau te maken.



Het Lied van Eva klinkt voor het eerst in Bouillon

 

Charles Van Lerberghe ging in Brussel wonen en omstreeks 1899 ook een tijdje in Bouillon. Het eerste verblijf van de schrijver was kort, van begin juni tot midden oktober. Een toeristisch verblijf, in zekere zin, doorgebracht op ontdekking van Bouillon en de omgeving.

Charles Van Lerberghe komt met de fiets aan in Bouillon (1899).

Hij settelde er zich in een wit huis in de wijk La Ramonette, met een uitzonderlijk zicht op de Semois.




Daarna toert hij gedurende twee jaar rond: naar LondenBerlijnDresdenMünchenRomeFlorence en Venetië. Doel was om zich cultureel verder te ontwikkelen en de geest te voeden met concerten, musea …


Correspondentie van Van Lerberghe met zijn vriend Adolphe Le Roy, leerkracht aan het college van Bouillon. Op 10 november 1900 vanuit Rome, en in 1901 vanuit Florence.


Van Lerberghe ondergaat een innerlijke zoektocht als schrijver. Een korte idylle met een jonge Amerikaanse inspireert de dichter die het paradijs van Eva ontdekt in een mooie hoek Van Toscane. Toch is het pas bij zijn terugkeer in Bouillon dat zijn pen verder vloeit.



Hij zal terugkeren in 1902, opnieuw in het witte huis, waar hij schrijft in een kleine kamer. 


Op deze heilige plek midden de Ardense rust vloeide de inkt uit zijn pen, produceerde hij duizenden verzen… en weerklonk zijn meesterwerk, het lange gedicht, Het Lied van Eva voor het eerst in Bouillon!  


              


Over Het Lied van Eva

 

Het dichtwerk verscheen in 1904 in Parijs en is een ode aan een geïdealiseerde maag-delijke schoonheid.  De bundel werd de hemel in geprezen door zijn vroegere klasgenoot Maurice Maeterlinck, de latere voorlopig enige Belgische winnaar van de Nobelprijs Literatuur. Maar helaas werd het toch geen succesverhaal: niet in Parijs en al helemaal niet bij ons.




 

Maar andere kunstenaars wisten de bundel wel te waarderen: componisten als Gabriel Fauré (1910) en Gentenaar Robert Herberigs (1922) zetten een aantal gedichten op muziek. La Chanson d’Ève wordt tot op vandaag gesmaakt door fijnproevers die hun duimen en vingers aflikken bij Charles’ originele beeldentaal en subtiele muzikaliteit.




En in 2019 kwam er goed nieuws voor de Nederlandstalige poëzieliefhebbers, want Stefaan van den Bremt durfde het toen aan om deze poëtische parel integraal in het Nederlands te vertalen als Het Lied van Eva. Heel knap werk!

 

Uit Het lied van Eva (voorspel) van Stefaan van den Bremt

 

Ik wou ’t je zeggen, in de taal Vol klare eenvoud

Van mijn geluk,

Onverbloemd, in één ruk,

Alleen uit licht gebouwd

En lucht waarin ik ademhaal.


Ik wou ’t je zeggen, in die taal,

Mijn eerste lied,

Mijn mond die bijna zwijgt voorbij,

Alsof één droom ons allebei

Hetzelfde ried,

Eén zelfde glimlachend verhaal.


Met woorden

Als frisse, maagdelijke oorden,

Woorden zo puur

Dat zij, nog bevend in ’t azuur,

Gezongen lijken op de wijs

Van de eerste keer in ’t paradijs.

 


Van Lerberghe’s oeuvre wordt beschouwd als symbolistisch. Het poëtisch werk van de symbolisten drukt -passend in de tijdsgeest van eind negentiende eeuw-  echo’s uit van een fin de siècle-levensgevoel van eenzaamheid, onzekerheid en zelfs levensmoeheid. Ze wil emoties uitdrukken die ontsnappen aan de analyse. Ook in Het lied van Eva zijn deze symbolistische eigenschappen aanwezig.


Karel van de Woestijne, één van de grootste Vlaamse symbolistische dichters, schrijft het volgende over Charles Van Lerberghe en zijn innerlijke zoektocht als schrijver:


“Want hij is feitelijk een groote eenzame, die de eenzaamheid zoekt. Het legt de onrust uit, die hem telkens op reis drijft. Den innerlijken vrede, hij vindt hem zelden. Niemand heeft meer van zijne vrienden gehouden dan hij. Nochtans is hij maar gelukkig als hij alleen is met de natuur; voor een schoon landschap, voor de zee in de eerste plaats die hem, den met catholicisme gedrenkten pantheïst, terugschenkt aan God. Te München, te Rome waar hij zeven maand verblijft en waar hij zich zoo moeilijk aan ontrukken kan, zucht hij naar zijne ‘Ramonette’, het eenzame landhuisje dicht bij Bouillon, waar hij zijne ‘Chanson d'Eve’ heeft voltooid, en zijn ‘Pan’ ontworpen; en het verlangen van zijn laatsten levenstijd is eene nieuwe ‘Ramonette’, ditmaal aan de Middellandsche Zee, waar hij weêr zou kunnen werken. Zijn werk, hij spreekt er telkens van, maar niet zonder eene terughoudendheid, die wel een soort angst zal bevat hebben. Het is met volle oprechtheid dat hij zegt: ‘je me suis dégoûté de ma littérature’: nooit, vreest hij, zal hij zijn etherisch ideaal bereiken. Wèl schrijft hij: ‘J'ai repris ma chère Chanson d'Eve’, maar als het werk af is: ‘entre nous, j'en ai par-dessus la tête!’ Hij staat trouwens tegenover zijn werk, hoe lief het hem ook zij, met dezelfde schroomvallige schuchterheid als tegenover het leven: ‘Raconter ainsi sans pudeur toutes ses aventures et en faire des chansons, c'est un genre de poésie qui m'amuse comme public, mais que, comme poète, j'ai en aversion’ .



Bouillon als inspiratiebron

 

De symbolistische sleutelfiguren van eind negentiende eeuw hadden -naast de liefde voor de letterkunde- een brede interesse, met een bijzondere focus op de beeldende kunsten. Ook Van Lerberghe  deelde die belangstelling, vooral voor het schilderen. Zijn dagboek en schetsboeken zijn hiervan stille getuigen.  Vermeldenswaardig is dat de schilderkunst een onmiskenbare invloed had op zijn ontwikkeling als dichter.


De ontdekking van de Engelse prerafaëlitische schilders op de Wereldtentoonstelling in 1889 in Parijs, omschrijft Van Lerberghe  als een ware openbaring en een keerpunt in zijn poëtische carrière. Net als andere Belgische voortrekkers van het symbolisme, sprak hij zijn sympathie uit voor de prerafaëlieten. Met name hun verbeelding van mystiek en fatale vrouwen en ook de aandacht voor symboliek werden duidelijk van hen overgenomen.


Toen Van Lerberghe in Bouillon resideerde, beoefende hij ook de schilderkunst samen met een andere kunstliefhebber. Hij deelde zijn passie voor het schilderen met de Franse industrieel Léon-Hubert Marthe, die in Villa de la Vièrge in Bouillon woonde. Deze villa, waar later de schilder Guillaume Edeline ook enkele jaren resideerde, gelegen in de Route du Christ, noemt in de volksmond ‘villa Marthe’, naar de familienaam van de eerste eigenaar. Bouillon bood dus ook op vlak van beeldende kunst inspiratie aan Van Lerberghe.




(links) Schilderij van Léon-Hubert Marthe; (rechts) een illustratie van Charles Van Lerberghe bij een gedicht


Ook het witte huis in de wijk La Ramonette (Vieille Route de France) waar Charles verbleef was een artistiek nest. Hij speelde geregeld piano met de vrouw des huizes, mevrouw Bertrand-Pirotte, tante van de bekende Bouillonese dichter Maurice Pirotte en ook schoonmoeder van de bekende schilder Guillaume Edeline (gehuwd met Augusta Bertrand), die er later ook zijn intrek nam.


      

Ook in het huis Hotel d’Artaize vond hij zijn gading. Hier verwelkomden de eigenaars, de industrieel, Albert Camion samen met zijn echtgenote Amélie Franeau,  gerenommeerde kunstenaars zoals beeldhouwer Louis-Henri Devillez (1855-1941), schilders Eugène Carrière (1849-1906), Pablo Roig (1879-1955), Marguerite Putsage (1868-1946) en dus ook Van Lerberghe was er een graag geziene gast. Niettegenstaande hij wel het één en ander gewoon was, benadrukte hij het bijzondere karakter van dit soort van kunst -en literatuursalon door het te beschrijven als een “klein Weimar”.       

Dankzij dit netwerk kwam Van Lerberghe ook in contact met de kunstminnende Gravin van Vlaanderen, prinses Maria von Hohenzollern, die tijdens de zomermaanden resideerde in het Kasteel van Amerois (gelegen op grondgebied Bouillon), het buitenverblijf van de graven van Vlaanderen.                                             


Trots op Bouillonnais Van Lerberghe


De granieten blok ter ere  van Charles Van Lerberghe werd op 14 juni 1936 geplaatst op initiatief van “la Société des Écrivains Ardennais” en er was ook een inhuldiging (zie foto hieronder).


De inhuldiging was een gelegenheid voor de Société des Écrivains Ardennais om de gedenksteen officieel over te dragen aan de lokale overheid. Deze dag werd uitgekozen omdat het dan precies de vijftigste verjaardag was van ‘het symbolisme’. Er werden verschillende toespraken gehouden ter ere van Charles Van Lerberghe. Tevens werd van deze gelegenheid gebruik gemaakt om de Orde van Commandeur van het Legioen van Eer (~l’ordre de commandeur de la Légion d’honneur) te overhandigen aan Albert Mockel. Fernand Sarrien, consul-generaal van Frankrijk in Luik, was zelfs naar Bouillon afgereisd om deze Albert Mockel zowel als de stichter van (het tijdschrift) La Wallonie te eren, en eveneens als dichter, die verantwoordelijk is voor de vereniging Les Amis de Charles Van Lerberghe. De vertegenwoordiger van Les Écrivains de Belgique wees er in zijn toespraak op dat deze dag (14 juni 1936) in meer dan één opzicht uitzonderlijk was, aangezien er op hetzelfde moment in Brussel een monument werd onthuld ter ere van de schrijver Hubert Krains die in Portraits d'Écrivains belges een bijzonder gedetailleerde analyse had gewijd aan het werk van Van Lerberghe.


Op de blok staat volgende inscriptie: LE POETE CHARLES VAN LERBERGHE COMPOSA ICI LA CHANSON D’EVE SOCIETE DES ECRIVAINS ARDENNAIS 1936.

Op 6 juni 1949 vierde Bouillon (en dit in de aanwezigheid van niemand minder dan de in Bouillon geboren actrice Madeleine Ozeray) haar schrijver Van Lerberghe op een dag die Journée de la Chanson d’Eve werd genoemd!


Het monument werd vlakbij het huis geplaatst waar Van Lerberghe zo kon genieten van zijn isolement. Jammer, maar de toenmalige eigenaar van het huis weigerde om het monument vóór of direct naast het huis te plaatsen. De gedenksteen werd dan maar 100 meter hogerop in deze straat (Vieille Route de France) langs de stoep geplaatst. Op het huis waar Van Lerberghe verbleef (huisnummer 17) is wel duidelijk ‘Chanson d’Eve’ aangebracht. In 2007, precies honderd jaar nadat Charles Van Lerberghe gestorven is, werd de steen gerestaureerd door de Syndicat d'Initiative de Bouillon.


SQUARE CHARLES VAN LERBERGHE POETE AYANT SEJOURNE A BOUILLON DE 1899 A 1906

Het is duidelijk dat Bouillon Van Lerberghe beschouwt als een belangrijke Bouillonnais, want in de stad is nog een verwijzing naar le poète au crayon d'or (de dichter met het gouden potlood). Een gedenkplaat hangt (sinds 14 september 2008, voordien in de Quai Vauban) aan de rotsen in de groenzone tussen de brug van Cordemois en de tunnel. Deze plaats heeft de naam Square Van Lerberghe, maar in de volksmond is het beter bekend als tire-chique.  Het is een ontmoetingsplaats, waar heel wat jonge koppeltjes hun eerste kus geven. Wellicht zorgt Van Lerberghe er met zijn poëtische lofzangen voor maagdelijke schoonheden, voor de romantische noot en ontpopt deze plaats vlakbij de Semois zich af en toe als Eva’s Aards Paradijs.



Vroeg overlijden


Helaas is Van Lerberghe al op 46-jarige leeftijd overleden. Als hij in september 1906 op bezoek is bij zijn vriend Grégoire Le Roy in Sint-Jans-Molenbeek, krijgt hij een herseninfarct en blijft verlamd tot aan zijn dood. In Schaarbeek, waar hij toen woonde (en waar een straat naar hem werd genoemd), is hij op 26 oktober 1907 overleden.



Portret van Van Lerberghe door Albert Delstanche aan Botassart (1905)


Bronnen: wikipedia, Facebook 'Bouillon, son histoire'; Facebook Musée Ducal

 

Comentários


Aangenaam terras langs de oever van de Semois in het centrum van Bouillon

House of Bouillon is een nieuw adresje in Bouillon waar u wordt verwelkomd in een aangenaam kader. Jonge ondernemers laten u genieten van een heerlijke lunch of diner in het gezellige interieur of op het prachtige pergola-terras langs de oevers van de Semois. Reserveren kan u gemakkelijk via de website of +32 472 13 66 27. Bediening in het Frans, Nederlands of Engels.

bottom of page